FAQ Diplomatieke status en immuniteit
Op deze pagina vind je meer informatie over de diplomatieke status en de immuniteiten. Als je wordt uitgezonden voor de Nederlandse overheid naar een buitenlandse post, krijg je als uitgezonden medewerker in beginsel de diplomatieke status en de daarbij horende immuniteiten. Deze status brengt bepaalde rechten, maar ook plichten met zich mee. In welke mate je de diplomatieke status en de immuniteiten ontvangt, verschilt per geval. Dit verschilt ook voor de eventuele gezinsleden. Lees daarom de onderstaande informatie goed door.
Algemeen
Op grond van artikel 2 van het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken (RDBZ) wordt de huwelijkspartner door BZ als partner gezien. Op grond van artikel 2, tweede lid van het RDBZ wordt onder huwelijkspartner mede verstaan: de geregistreerde partner en de partner met wie de niet-gehuwde ambtenaar samenwoont en met het oogmerk duurzaam samen te leven een gemeenschappelijke huishouding voert op basis van een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst.
Formeel is dan geen sprake van een ‘partner’. Dit houdt ook in dat die ‘partner’ niet gehuisvest kan worden in de aan de ambtenaar ter beschikking gestelde dienstwoning nu de dienstwoning strekt tot het verschaffen van woonruimte aan de ambtenaar en zijn gezinsleden.
Werk
Als partner mag je werken in alle EU lidstaten en in landen waarmee Nederland door middel van een verdrag, MoU of notawisseling is overeengekomen dat je er mag werken. Wanneer er geen verdrag, MoU of notawisseling is, mag je als partner niet werken op de standplaats.
Met welke landen heeft Nederland een MoU of verdrag?
Met welke landen Nederland een (Memorandum of Understanding) MoU of een verdrag heeft, vind je op de lijst MoU’s en verdragen. Bekijk ook de pagina Partners.
Indien er geen algemeen MoU of verdrag bestaat tussen de ontvangende staat en Nederland en er bestaat een mogelijkheid te werken mits wordt afgezien van civiel- en administratiefrechtelijke immuniteit, dan kan met een positief advies van de CdP een verzoek worden voorgelegd aan het Ministerie van BZ om via een notawisseling met de ontvangende staat afspraken te maken over een specifieke casus.
Er is een MoU of een verdrag, welke procedure volgt men om een werkvergunning te krijgen?
In het algemeen is het de werkgever die de werkvergunning aanvraagt, maar kijk voor de precieze procedure in de werkgelegenheidsenquête van de betreffende post. Hier staat precies beschreven wat je waar en bij welke instantie kunt aanvragen.
Waarom een MoU of een verdrag?
Voor gezinsleden van ambassademedewerkers geldt in de regel dat zij niet mogen werken op de lokale arbeidsmarkt (behalve binnen de EU). Om dit toch mogelijk te maken, sluit Nederland bilaterale overeenkomsten met andere landen waarin wederzijds het recht om te werken voor gezinsleden (echtgenoten/partners en evt. kinderen) wordt geregeld. Zowel in een verdrag als in een Memorandum of Understanding (MoU) wordt doorgaans bepaald dat een gezinslid geen beroep kan doen op burger en administratiefrechtelijke immuniteit als zich een probleem voordoet in de sfeer van de werkzaamheden die hij/zij verricht.
Onmiddellijke opzegging van een verdrag is veelal niet mogelijk; van een MoU wel.
Een MoU komt veel sneller tot stand dan een verdrag. Een verdrag schept voor staten juridisch bindende verplichtingen, terwijl een MoU slechts politiek en moreel bindend is.
Waarom is er geen verdrag of MoU?
Nederland zet in op het afsluiten van zoveel mogelijk MoUs of verdragen. Het is echter niet mogelijk om met alle landen een MoU of verdrag af te sluiten. Dat kan verschillende redenen hebben.
Binnen de EU mag dat. Buiten de EU is dit afhankelijk van de nationale regelgeving. Doorgaans is een werkvergunning nodig. Dat geldt ook omgekeerd: lokale staf werkzaam bij ambassades in Nederland (EU-onderdanen uitgezonderd) heeft een werkvergunning nodig.
Voor het werken bij een VN-instelling of andere internationale organisatie bestaan geen algemene regels. Deze verschillen per organisatie, en ook per land waar de organisatie werkzaam is. Voor de toepassing van de Wet Inkomstenbelasting 2001 wordt een werkende partner in beginsel in navolging van de uitgezonden ambtenaar als binnenlands belastingplichtige aangemerkt (fictie). Dit impliceert dat de in het buitenland gegenereerde arbeidsinkomsten in Nederland onder Nederlands tarief kunnen worden belast, voor zover een belastingverdrag zich hiertegen niet verzet. In belastingverdragen zijn bepalingen opgenomen ter voorkoming van dubbele belasting en wordt de van toepassing zijnde methode geregeld. Het is raadzaam om zich in voorkomende gevallen door een fiscaal deskundige te laten adviseren. Diverse grote internationale belastingadvieskantoren hebben hiertoe specialisten in dienst. Uitgangspunt is dat voor het werken op een internationale school geen andere regels gelden dan wat hierboven in het algemeen is gemeld, maar niet helemaal uit te sluiten valt dat in bepaalde landen en/of bij bepaalde internationale scholen afwijkende regelingen van toepassing zijn.
Dit hangt af van het land. Als het om een EU lidstaat gaat mag dit, daarbuiten zal doorgaans een vergunning vereist zijn, en die wordt doorgaans niet afgegeven zonder dat er een Verdrag/MoU is.
Ja, denk bijvoorbeeld aan journalist die over gevoelig dossier rapporteert. Je mag de ambassade en Nederland niet in diskrediet brengen.
Ook voor de partner die als ZZP’er in het ontvangende land wil werken, geldt dat er een MoU of verdrag moet zijn. Het gaat om de plaats waar de werkzaamheden worden verricht. Als dit binnen het grondgebied is van het ontvangende land, dan wordt dat in alle gevallen gezien als werken. Telewerken wordt dus ook als werken, binnen het grondgebied van het ontvangende land, gezien. Uitschrijving uit de BRP is verplicht indien een ingezetene naar redelijke verwachting gedurende een jaar ten minste twee derde van de tijd buiten Nederland zal verblijven. De uitschrijving kan schriftelijk geschieden aan de burgemeester en wethouders van de woongemeente (doorgaans p/a Dienst Burgerzaken) binnen vijf dagen voor het vertrek uit Nederland.
Zoals hierboven is aangegeven hebben diplomaten immuniteiten omdat zij hun staat vertegenwoordigen in den vreemde, en dat ongehinderd moeten kunnen doen. Partners hebben in grote lijnen dezelfde immuniteit als de diplomaat zelf. De reden hiervoor is dat vermeden moet worden dat de ontvangende staat als het ware indirect het functioneren van de diplomaat kan belemmeren. Het gaat dus om het functioneren van de diplomaat. Nederlanders die werken voor een multinational hebben geen immuniteit, en hun partners hebben dan ook geen ‘afgeleide’ immuniteit nodig. In heel veel landen mogen partners van medewerkers die bij multinationals werken, overigens ook niet werken omdat in veel landen geen werkvergunning kan worden verkregen.
Als je op een CG werkt en consulair ambtenaar bent, geldt op basis van art. 43 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen alleen immuniteit ten aanzien van handelingen verricht bij de uitoefening van de consulaire taak, dus niet ten aanzien van privéhandelingen. In het logisch verlengde hiervan geniet de partner geen immuniteit. Dat betekent niet automatisch dat uw partner kan werken in het land van de plaatsing (buiten de EU), dat is nog steeds afhankelijk van de daar geldende regels. Wel geldt dat het eenvoudiger zal zijn hiervoor een verdrag/MoU af te sluiten, nu hierin geen bepalingen hoeven te staan over opheffing van de immuniteit van uw partner.
De partner heeft dan geen enkele status en geen immuniteiten. Je zult in dit geval dan ook geen toelagen en tegemoetkomingen voor de ‘partner’ ontvangen. De partner heeft dan geen formele relatie met de betreffende diplomaat en kan dus niet gezien worden als de ‘partner van’. Ook kan deze partner niet verblijven in de dienstwoning van de ambtenaar. Deze ‘non-partner’ dient dan geheel zelfstandig te verblijven in de ontvangende staat en kan werken onder de voor buitenlanders geldende ‘normale’ voorwaarden en dient bijvoorbeeld een werkvergunning zelf te regelen.
Wat de tewerkstelling van de partner betreft maakt het niet uit of het bedrijf in de ontvangende staat een Nederlands bedrijf is of niet. Het gaat er om dat werk wordt verricht binnen het grondgebied van de ontvangende staat, waarvoor de wet- en regelgeving van die staat geldt. Dat zou alleen anders liggen indien het om werken bij de Nederlandse ambassade gaat (d.w.z. een duo-plaatsing).
Deze vraag is niet eenduidig te beantwoorden. Feiten en omstandigheden zijn belangrijk in het internationaal belastingrecht. In van toepassing zijnde (moderne) belastingverdragen wordt doorgaans aan één staat het heffingsrecht exclusief toegewezen; de andere staat treedt dan terug. Bestaat er geen belastingverdrag of is er geen sprake van exclusieve toewijzing, dan kunnen beide staten tot heffing overgaan en is het goed gebruik dat de woonstaat regels ter voorkoming van dubbele belasting toepast. De toepassing hiervan verschilt van staat tot staat. In belastingverdragen zijn specifieke bepalingen opgenomen voor onder andere het verrichten van zelfstandige arbeid, niet-zelfstandige arbeid en het vervullen van overheidsfuncties.
Voor de toepassing van de Wet Inkomstenbelasting 2001 wordt een werkende partner in beginsel in navolging van de uitgezonden ambtenaar als binnenlands belastingplichtige aangemerkt (fictie). Dit impliceert dat de in het buitenland gegenereerde arbeidsinkomsten in Nederland onder Nederlands tarief kunnen worden belast, voor zover een belastingverdrag zich hiertegen niet verzet. In belastingverdragen zijn bepalingen opgenomen ter voorkoming van dubbele belasting en wordt de van toepassing zijnde methode geregeld. Het is raadzaam jezelf in voorkomende gevallen door een fiscaal deskundige te laten adviseren. Diverse grote internationale belastingadvieskantoren hebben hiertoe specialisten in dienst.
Ja, de tot dan opgebouwde AOW-rechten blijven behouden. Vanaf het moment dat je als partner lokaal arbeid verricht, kan dit consequenties hebben voor de verdere opbouw van de AOW-rechten. Ga je arbeid verrichten in een EU/EER-land dan ben je vanaf dat moment niet meer voor de volksverzekeringen verzekerd en bouw je ook geen AOW-rechten meer op. Ga je in een land buiten de EU/EER werken? Dan ben je niet meer voor de volksverzekeringen verzekerd als je met die arbeid meer verdient dan een bepaald bedrag. Nadere informatie over dit onderwerp (en de geldende tarieven) is te vinden op de site van de SVB (svb.nl).
Nee, als meereizende partner bouw je geen (particulier) pensioen op. Wel bouw je AOW-rechten op mits er geen arbeid wordt verricht. Als meereizende partner is het dan ook van belang om ook na te denken over een andere manier om voor het gat in de pensioenopbouw te zorgen. Daarbij kun je denken aan een levensverzekering of een persoonlijke aanvullende pensioenopbouw. Vanaf 1 januari 2008 is de Regeling oudedagsvoorziening partners uitgezonden ambtenaren BZ in werking getreden. Deze regeling verstrekt aan de ambtenaar onder bepaalde voorwaarden een tegemoetkoming in de kosten van een oudedagsvoorziening die op naam van de partner getroffen is.
Diplomatieke status
Het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer (1961) bevat basisregels voor diplomatiek verkeer. Deze regels zijn vrijwel allemaal een codificatie van al veel langer bestaande regels van internationaal gewoonterecht.
Op grond van art. 37.1 van dit verdrag hebben partners – “indien zij geen onderdaan zijn van de ontvangende staat” - dezelfde privileges en immuniteit die in de artikelen 29 t/m 36 van dit verdrag worden toegekend aan diplomaten. Ook partners zijn dus onschendbaar, genieten immuniteit en vrijstelling van diverse belastingen, etc.
In besprekingen met ontvangende landen over tewerkstelling partners geven deze landen soms aan dat zij uitsluitend bereid zijn hiervoor toestemming te geven indien de zendstaat (Nederland) op voorhand volledig afstand doet van deze privileges en immuniteiten. Zoals in de diverse verdragen en MoU’s is bepaald, is Nederland bereid van veel privileges en immuniteiten voor werkende partners afstand te doen, behalve van de strafrechtelijke immuniteit. Dit probleem speelt niet t.a.v. partners die de nationaliteit van de ontvangende staat hebben; zij hebben immers geen privileges en immuniteiten.
Het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen (1963) bevat basisregels voor het consulaire verkeer. Deze regels zijn grotendeels een codificatie van al veel langer bestaande regels van internationaal gewoonterecht. Consulaire ambtenaren en hun partners hebben veel minder privileges en immuniteiten dan hun diplomatieke collega’s, zoals in detail is uitgewerkt in het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen (1963). Consulaire ambtenaren hebben bijv. alleen immuniteit van rechtsmacht ten aanzien van handelingen verricht bij de uitoefening van hun consulaire taak (art. 43.1), dus niet t.a.v. privéhandelingen. Partners hebben geen immuniteit van rechtsmacht. Dit kan dus ook geen struikelblok vormen bij besprekingen met ontvangende staten over de tewerkstelling van partners.
‘Diplomatieke status’ verwijst doorgaans naar de algemene positie die diplomaten hebben in het land waar zij hun functie uitoefenen. Het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer (1961) noemt dit begrip niet met zoveel woorden, maar gebruikt de term “diplomatiek ambtenaar”. Aan de status van diplomatiek ambtenaar verbindt dit verdrag een aantal privileges en immuniteiten. Op grond van artikel 31 van het Verdrag van Wenen genieten diplomaten volledige (absolute) immuniteit ten aanzien van de rechtsmacht in strafzaken van de ontvangende staat. Diplomaten genieten eveneens immuniteit van burger- en administratiefrechtelijke rechtsmacht van die staat, met uitzondering van drie specifieke gevallen (geschillen over particulier onroerend goed, over erfopvolging of over buiten de officiële werkzaamheden om verrichte beroeps- of bedrijfsbezigheden).
Dit is geregeld in art. 31, eerste lid, Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer. De diplomatieke ambtenaar geniet immuniteit ten aanzien van de rechtsmacht in strafzaken van de ontvangende staat. Hij geniet eveneens immuniteit ten aanzien van de burger- en administratiefrechtelijke rechtsmacht van die staat, met uitzondering van de volgende gevallen:
- een zakelijke actie betreffende particulier onroerend goed dat gelegen is op het grondgebied van de ontvangende staat, tenzij hij dit onroerend goed onder zich heeft ten behoeve van de zendstaat voor de werkzaamheden van de zending;
- een geding betreffende erfopvolging waarin de diplomatieke ambtenaar als particulier en niet ten behoeve van de zendstaat betrokken is als uitvoerder van een uiterste wilsbeschikking, bewindvoerder, erfgenaam of legataris;
- een geding betreffende een door de diplomatieke ambtenaar in de ontvangende staat buiten zijn officiële werkzaamheden om verrichte beroeps- of bedrijfsbezigheden.
Al eeuwenlang staat vast dat diplomaten immuniteiten nodig hebben om goed te kunnen functioneren. Immuniteiten zijn geen vrijbrief voor diplomaten om zich niet aan de regels van de ontvangende staat te houden; artikel 41.1 van het Verdrag van Wenen verplicht hen deze regels in acht te nemen. Immuniteiten betekenen alleen dat diplomaten als het ware zijn afgeschermd van de rechtsmacht van de ontvangende staat, zodat deze staat diplomaten niet kan belemmeren in de uitoefening van hun functie. Een tweede reden waarom diplomaten immuniteit genieten is dat deze immuniteit als een afgeleide wordt gezien van staatsimmuniteit. Staten zijn soeverein, en formeel gelijk aan elkaar. Daarom geldt het uitgangspunt dat rechters van staat A geen rechtsmacht mogen uitoefenen over handelingen verricht door (vertegenwoordigers van) staat B.
Zoals in de preambule van het Verdrag van Wenen is bepaald, is het doel van privileges en immuniteiten niet “personen te bevoorrechten, doch te verzekeren dat diplomatieke zendingen als vertegenwoordigers der staten doelmatig functioneren”.
Diplomaten noch hun partners kunnen zelf afstand doen van de diplomatieke status. Die status dient ertoe het diplomatiek verkeer goed te laten functioneren. Alleen de zendstaat (Nederland) kan op verzoek van de ontvangende staat hiervan afstand doen, dit is geen ‘persoonlijk bezit’ waarover de diplomaat of de partner zelf kan beschikken. Een beslissing hierover wordt genomen door BZ (niet door de ambassadeur ter plekke).
Het in het bezit hebben van een diplomatiek paspoort, betekent niet vanzelf dat men diplomatieke status heeft.
Het diplomatiek paspoort wordt door de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken verstrekt. De status wordt pas verkregen op het moment dat het ontvangend land je die status verstrekt. Dit gebeurt doorgaans kort na aanvang van de werkzaamheden als diplomaat op een post. Kort gezegd: als je een diplomatieke status heeft, beschik je over een diplomatiek paspoort, maar als je over een diplomatiek paspoort beschikt betekent dat niet dat je ook diplomatieke status heeft.
Jazeker. Voor ieder van deze drie gevallen geldt een apart rechtsregime. De immuniteiten voor diplomaten zijn vastgelegd in het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer (1961), die voor consulaire ambtenaren gaan minder ver en zijn neergelegd in het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen (1963, zie toelichting hieronder). Voor immuniteiten bij een PV bestaat geen algemene regeling. Iedere internationale organisatie heeft hiervoor haar eigen verdragen (multilaterale verdragen en zetelverdragen). De omvang van deze immuniteiten is soms gelijk aan die van diplomaten maar soms beperkter (al gaat het in grote lijnen om dezelfde privileges en immuniteiten). Een precies antwoord op de vraag of een partner kan werken als men op een PV wordt geplaatst kan dus alleen per geval worden gegeven. Voor enkele grote PV’s geldt dat partners mogen werken.
Ja. De regels zijn anders als het om een situatie gaat waarbij de partner de nationaliteit heeft van de ontvangende staat; deze partner heeft immers geen immuniteit. Dit is geen gewenste situatie, omdat daarmee de veiligheid van de partner niet gewaarborgd kan worden en (via) de partner ongewenste druk uitgeoefend kan worden op de diplomaat. Vanuit oogpunt van goed werkgeverschap, is dat geen wenselijke situatie. Mocht dit zich voordoen, dan dien je dit te allen tijden kenbaar te maken bij uw sollicitatie en zal hierover overlegd worden met BZ en de post. Mocht er een uitzondering gemaakt worden en akkoord gegeven worden voor de plaatsing, dan zijn er doorgaans geen belemmeringen om te werken voor deze partner.
Voor partners met een andere dan de Nederlandse nationaliteit, niet zijnde de nationaliteit van de ontvangende staat, gelden dezelfde regels als voor de partner van Nederlandse nationaliteit voor wat betreft werken.
Dat is vooral van belang indien een van de twee nationaliteiten de nationaliteit van de ontvangende staat is. In die situatie heeft de betreffende persoon (diplomaat of partner) geen immuniteit.
Let op! Medewerkers dienen in beginsel de nationaliteit van de zendstaat te bezitten.
Als je de nationaliteit van de ontvangende staat heeft, dan mag je alleen met toestemming van die ontvangende staat worden benoemd als diplomatiek personeel van de zending. Mocht dit zich voordoen, dan dien je dit te allen tijden kenbaar te maken bij uw sollicitatie en zal hierover overlegd worden met BZ en de betreffende post.